Giap/digest#11b - Verhalen zijn van iedereen - 21 oktober 2001

Samenvatting van de lezing van Wu Ming 1 voor het "collectieve intelligentie"-panel van de wizards of os#2-conferentie in Berlijn op 13 oktober 2001

Verhalen zijn van iedereen
Verhalenvertellers, de massa en de verwerping van de geestelijke eigendom


[...] Er zijn bijna twee decennia verstreken sinds de term 'plagiaat' ophield synoniem te zijn met 'diefstal' en de schetsmatige hoedanigheid aannam van een culturele beweging. Enkelen onder u herinneren zich beslist het Festival of Plagiarism dat plaatsvond in Londen en Glasgow (in 1988 en 1989). Vanaf die tijd hoor je alom beweren dat alle wetgeving omtrent het geestelijk eigendom achterhaald en ondeugdelijk is, dat cultuur en de scheppende activiteit altijd collectieve producten en processen zijn. Elke minuut dienen zich talloze voorbeelden aan, waarvan de weggeefeconomie en de gemeenschapszin, die inherent zijn aan de ontwikkeling van open systemen en gratis computerprogrammatuur, de meest in het oog springende zijn.
Niettemin waren de regels op het vlak van het copyright nog nooit zo extreem, repressief en onbenullig. Op bijna alles wordt patent aangevraagd, van alledaagse activiteiten als het gebruik van een zaklamp om met je kat te spelen (vs patent #5443036: 'Een methode om katten tot beweging aan te sporen door in hun nabijheid een door een in de hand gehouden lampje voortgebrachte onzichtbare laserlichtstraal op de grond te richten, of tegen een muur of ander ondoorzichtig oppervlak, en deze straal heen en weer te bewegen op een wijze die fascinerend is voor katten en andere dieren met een jachtinstinct.') tot levende wezens die al vanaf het begin der tijden op deze planeet rondwriemelen. Dit is niets anders dan een strijd tussen het kapitalisme en de collectieve geest, tussen het imperium en de massa (wij dus), tussen ons, bewoners van de derde planeet van de zon, en de parasieten die ons leven en ons leefklimaat verwoesten.
Ik denk dat iedere breinwerker vraagtekens moet plaatsen bij de kwestie rond het geestelijk eigendom, om te beginnen bij zijn eigen werk. Ik spreek vanuit het standpunt van de verhalenverteller, ik werk met andere mensen en wij schrijven verzinsels met behulp van woorden, beelden, kleuren en geluiden die we ontlenen aan ons dagelijks leven, aan de geschiedenis en aan de media. Een volledige, open samenleving schrijft met ons mee, zij het onbewust of halfbewust. Dit heeft altijd al gegolden, voor íedere auteur en voor élk cultureel product, en is niet slechts iets van vandaag. De epische gedichten van Homerus werden in werkelijkheid mede geschreven door de anonieme leden van mediterrane samenlevingen. Het Elizabethaanse theater stoelde ten volle op omwerking, variatie, collectieve improvisatie en de reacties van het publiek. De achttiende- en negentiende-eeuwse vervolgverhalen ('feuilletons') werden onophoudelijk door de krantenlezers her-vormd.
De 'Star Trek'-reeks en het huidige culturele universum voorzien ons van het beste voorbeeld van de sociale samenwerking die het vertellen van verhalen vergezelt: de liefhebbers (de zogenoemde 'Trekkies') blijven nieuwe elementen toevoegen aan een wereld van hebbedingetjes, boeken, websites, bijeenkomsten, speciale Klingon-woordenboeken enzovoorts. Fanclubs reviseren zelfs de scenario's en brengen eventuele veranderingen in de serie eerst in stemming.
Verhalenvertellers (romanschrijvers, toneelschrijvers, scenarioschrijvers, filmmakers enzovoorts) houden zich bezig met het bewerken van mythen, met een conglomeraat van symbolische verwijzingen waarvan een bepaalde groep zich bewust is of die door een groep mogelijk ter discussie wordt gesteld.
Verhalen zijn voor elke gemeenschap noodzakelijk. Iedereen vertelt verhalen. Zonder verhalen waren we ons niet bewust van ons verleden en van onze banden met anderen. Zonder verhalen kan er geen sprake zijn van levenskwaliteit. Echter, een verhalenverteller maakt het vertellen van verhalen tot zijn of haar hoofdactiviteit, een 'specialisatie' die rechtstreeks te vergelijken is met de doe-het-zelfactiviteit: menigeen kan een spijker in een plank slaan, maar daarmee is hij nog geen timmerman.
In plaats van zich als groot kunstenaar te etaleren of zichzelf als broodschrijver te begraven, in plaats van verwijzende onzinteksten of banale commerciële bagger te schrijven, in plaats van zichzelf bespottelijk te maken als gastvrouw of -heer van een talkshow of zijn leven te verspillen met het schrijven van pakkende oneliners voor gastvrouwen of -heren van een talkshow, dient een verhalenverteller eenzelfde sleutelrol in de samenleving te vervullen als de griot (volksverteller) in Afrikaanse dorpen, de bard in de Keltische cultuur of de dichter in de Griekse Oudheid.
Het vertellen van verhalen is stellig een vak dat profijt kan opleveren voor lieden die dat vak beheersen, maar het blijft een vak. Het maakt een even volwaardig deel uit van het gemeenschapsleven als het blussen van branden, het omploegen van akkers of het bijstaan van gehandicapten. Met andere woorden, het vertellen van verhalen dient deel uit te maken van de ambachten, niet van de Kunst. De verteller moet dienstbaar zijn, geen volstrekte narcist, en dan heb ik het niet over de inhoud maar over de mentaliteit. Verhalenvertellers moeten zich bewust zijn van de plaatsen, mensen en processen waaraan hun ambacht ontspringt. Ongeacht de vraag hoe 'radicaal', 'experimenteel' of zelfs 'onbegrijpelijk' hun werken mogen zijn: zodra verhalenvertellers zich realiseren dat er vele andere mensen aan hun werken meeschrijven, houden ze op solipsisten te zijn en worden ze nuttig voor anderen en kunnen ze andere breinwerkers helpen het geestelijk eigendom te betwisten. [...]

© Richard Kruis 2003 for Uitgeverij Vassallucci
The partial or total reproduction of this text, in electronic form or otherwise, is consented to for non-commercial purposes,
provided that the original copyright notice and this notice are included and the source is clearly acknowledged.


Giap Digest Main Menu